Anesthesie

Bij ons in de kliniek merken we dat mensen vaak banger zijn voor de verdoving of de narcose, dan voor de operatie zelf. Daarom leggen we hier uitgebreid de verschillende vormen van verdoving die wij gebruiken op de kliniek aan u uit.

Verschillende soorten verdoving

Bij onze behandelingen is een bepaalde vorm van verdoving (narcose, sedatie, regionale anesthesie of lokale anesthesie) nodig, die wij anesthesie noemen. Door verbetering in bewakingsapparatuur en het gebruik van moderne geneesmiddelen is anesthesie zeer veilig. U wordt tijdens het zetten van de verdoving en tijdens de narcose heel goed in de gaten gehouden door het anesthesieteam.

Voor de operatie maakt u kennis met de anesthesioloog. U ziet de anesthesioloog vaak pas op de dag van de operatie. Maar de anesthesioloog weet dan al precies wie u bent. Hij is op de hoogte van de operatie die u zult ondergaan. Ook kent hij uw gezondheidstoestand en het type anesthesie waarvoor gekozen is. De anesthesioloog stelt u ter controle nog een aantal korte vragen. Daarna zorgt hij voor de juiste verdoving.

Wat is narcose?

Bij een narcose brengen we medicijnen via een infuus in uw bloedbaan. Daardoor valt u in slaap. U merkt helemaal niets van de operatie. Zodra u in slaap bent gevallen, kan de behandelend arts beginnen met de ingreep. Na de operatie bent u binnen korte tijd weer wakker. De eerste uren kunt u nog wat suf zijn.

Wat is sedatie?

Tijdens een sedatie valt u geleidelijk in een lichte slaap. Het verschil met narcose is dat u door een kleine hoeveelheid slaapmiddelen en pijnstilling tijdens de ingreep steeds goed wakker te maken bent, terwijl u toch ontspannen bent. Het grote voordeel bij sedatie is dat u na de ingreep snel weer fit bent.

Werkwijze en risico's bij narcose en sedatie

Voordat u onder narcose of sedatie gaat, wordt er bewakingsapparatuur aangesloten. U krijgt plakkers op uw borst om de hartslag te meten en een klemmetje op uw vinger om het zuurstofgehalte in uw bloed te controleren. De bloeddruk wordt aan een arm of been gemeten. We brengen een infuusnaald in, meestal in de onderarm of hand. Via dit infuus spuit de anesthesioloog de slaapmiddelen in. U valt daardoor snel in slaap. 

Tijdens de operatie houden de anesthesioloog en de anesthesiemedewerker u goed in de gaten. Zij controleren ook de bewakingsapparatuur, die meet hoe uw lichaam op de operatie reageert. De ademhaling en de bloeddruk worden zo nodig aangepast. Wanneer de operatie klaar is, stoppen we de toediening van het slaapmiddel. U wordt dan weer wakker.

Ondanks alle zorgvuldigheid zijn complicaties mogelijk. De meest voorkomende zijn:

  • Een bloeduitstorting op de plaats waar het infuus is ingebracht, deze verdwijnt vanzelf weer.
  • Een infectie (zeer zelden) op de plaats waar het infuus is ingebracht. 
  • Tintelingen en/of krachtsverlies in een arm of been doordat een zenuw beklemd raakt door een ongelukkige houding tijdens de operatie. Dit is gelukkig bijna altijd van tijdelijke aard.

Tijdens de operatie met narcose krijgt u een beademingsbuisje in de luchtpijp. Soms heeft u hierdoor keelpijn na de operatie. Meestal is dit snel weer over. Ook kan (zeer zelden) een beschadiging aan het gebit en/of aan de stembanden ontstaan. Daarnaast is het mogelijk dat het eten uit uw maag in uw longen terecht komt. Wanneer dit gebeurt, loopt u het risico op een ernstige longontsteking. Daarom is het heel belangrijk dat u nuchter bent voor de ingreep.

Wat is regionale anesthesie?

Bij regionale anesthesie verdooft de anesthesioloog alleen een gedeelte van uw lichaam, bijvoorbeeld uw arm of been. Door een verdovingsmiddel rond de zenuwen te spuiten, worden deze tijdelijk uitgeschakeld. Het gebied waarin we opereren wordt zo gevoelloos gemaakt. Bij regionale anesthesie blijft u in principe wakker, maar u kunt in overleg met de anesthesioloog ook kiezen voor een sedatie (roesje). Het operatiegebied wordt altijd met een operatiescherm afgeschermd, zodat u niets van de operatie ziet.

Soms gebruiken we regionale anesthesie ook bij een ingreep waarvoor u onder narcose gaat. De plaatselijke verdoving zorgt er dan voor dat u na de operatie minder pijn heeft.

Twee vormen van regionale anesthesie

In onze kliniek gebruiken we twee vormen van regionale anesthesie: plexus anesthesie (blokverdoving) of spinale anesthesie (een ruggenprik).

  • Plexus anesthesie: bij plexus anesthesie wordt uw arm of voet verdoofd door het tijdelijk uitschakelen van de zenuwbundels die naar de arm of voet lopen. Dit gebeurt door inspuiting van een verdovingsmiddel rond de zenuwen, bijvoorbeeld via de oksel, boven het sleutelbeen of naast de knieholte. In onderstaande video kunt u zien hoe plexus anesthesie in zijn werk gaat.
  • Spinale anesthesie: wanneer u aan uw been of voet wordt geopereerd, kan de anesthesioloog kiezen voor een ruggenprik. Uw lichaam wordt dan vanaf ongeveer uw navel naar beneden verdoofd.
     

Werkwijze en risico's bij regionale anesthesie

Voordat u regionale anesthesie krijgt, wordt u aangesloten op de bewakingsapparatuur. U krijgt plakkers op uw borst om de hartslag te meten en een klemmetje op uw vinger om het zuurstofgehalte in uw bloed te controleren. De bloeddruk wordt gemeten aan de arm die niet wordt verdoofd. We brengen in deze arm ook een infuusnaald in, zodat de anesthesioloog u zo nodig medicijnen kan toedienen. 

Meestal zoeken we met behulp van echografie de zenuwbundel op die verdoofd moet worden. Soms maken we daarnaast gebruik van kleine elektrische stroompjes. Daarmee prikkelen we de zenuw, zodat uw arm, hand of been onwillekeurig gaat bewegen. Wanneer de naald op de goede plaats zit, spuit de anesthesioloog het verdovende middel in. Tijdens het inspuiten kunt u soms een brandend gevoel ervaren, dat vrij snel weer wegtrekt. Korte tijd later merkt u dat uw arm, hand of been gaat tintelen en warm wordt. Daarna verdwijnt het gevoel en kunt u uw arm, hand of been niet meer bewegen. We starten pas gestart met de operatie wanneer de verdoving goed is ingewerkt.

Tijdens de operatie blijft u in principe wakker. Als u toch liever slaapt, dan kunt u om een slaapmiddel vragen. Overigens ziet u niets van de operatie, want het operatiegebied wordt met doeken afgedekt.

Het kan voorkomen dat de verdoving bij u onvoldoende werkt. De anesthesioloog kan dan extra verdoving geven. Heel soms is het beter om dan voor een andere anesthesievorm te kiezen, zoals een narcose. De anesthesioloog zal dat eerst met u overleggen. Tijdens de operatie houdt de anesthesioloog of de anesthesiemedewerker u goed in de gaten. 

Na de operatie merkt u dat 12 tot 24 uur na het prikken van de plexusblokkade het verdoofde gebied weer ‘wakker’ wordt. Bij een ruggenprik komt het gevoel in uw benen na 2 tot 3 uur weer terug. U kunt dan pijn gaan voelen. Het is daarom belangrijk dat dat u thuis zelf voldoende pijnstillende tabletten inneemt. U krijgt daarvoor na de operatie een schema.

Afhankelijk van de plaats waar de plexusblokkade wordt gezet, kunnen onderstaande complicaties optreden:

  • Een blauwe plek op de prikplaats.
  • Flauwvallen tijdens het prikken.
  • Een vieze smaak in de mond.
  • Bloeddrukdaling of sufheid.
  • Een nauwe oogpupil met een hangend bovenste ooglid.
  • Heesheid of lichte ademhalingsproblemen door uitbreiding van de verdoving naar andere zenuwen.
  • Allergische reactie op het gebruikte verdovingsmiddel.
  • Voorbijgaand letsel van een zenuw of ademhalingsproblemen door een klaplong (zeer zelden).

De meeste van deze complicaties komen zelden voor en zijn gelukkig tijdelijk van aard. Er is geen verdere behandeling nodig, ze verdwijnen vanzelf.

  • Onvoldoende pijnstilling: de anesthesioloog zal dan extra medicatie geven. Helpt dit onvoldoende, dan kan alsnog een narcose worden gegeven.
  • Bloeddrukdaling na het prikken: dit ervaart u als een licht gevoel in uw hoofd. Wanneer u dit aangeeft, kunnen wij dit behandelen met medicijnen.
  • Overgevoeligheidsreactie op medicijnen tijdens de operatie.
  • Pijn op de plaats waar geprikt is. Deze pijn verdwijnt vanzelf na een aantal dagen tot weken. Wordt de pijn erger of u krijgt koorts, neem dan contact op met de kliniek.
  • Hoofdpijn na de ruggenprik. Wordt deze hoofdpijn erger als u rechtop zit en minder als u gaat liggen, dan wordt de pijn veroorzaakt door de ruggenprik. Blijf zo veel mogelijk liggen, neem een pijnstiller en drink veel drankjes waar cafeïne in zit (bijvoorbeeld cola of koffie). Als de klachten aanhouden of zo hevig zijn dat u in bed moet blijven, neem dan contact op met de kliniek.

Wat is lokale anesthesie?

Lokale anesthesie, ook wel plaatselijke verdoving genoemd, gebruiken we bij kleine ingrepen. U krijgt een injectie vlak bij de plek die behandeld wordt. Daardoor raakt het gebied verdoofd. De injectie wordt geplaatst door de arts die de behandeling uitvoert, er hoeft dus geen anesthesioloog aan te pas te komen. De injecties kunnen even pijnlijk zijn maar daarna voelt u van de behandeling niets. We starten pas met de ingreep wanneer de verdoving goed is ingewerkt.
Bij lokale anesthesie blijft u wakker tijdens de ingreep. De verdoving werkt enkele uren, daarna komt het gevoel weer terug. U kunt dan pijn gaan voelen. Het is daarom belangrijk dat u thuis zelf voldoende pijnstillende tabletten inneemt. U krijgt daarvoor een medicatieschema. 

Risico’s en complicaties van lokale anesthesie 

  • Een blauwe plek op de prikplaats.
  • Allergische reactie op het gebruikte verdovingsmiddel.
  • Onvoldoende pijnstilling. U krijgt dan extra medicatie.
     
BellenContact